Lezen thuis
Een veel voorkomende vraag bij ouders:
‘Op school lukt het niet zo met vlot leren lezen. De juf heeft gevraagd om thuis met mijn kind te lezen. Hoe kan ik ervoor zorgen dat deze thuisoefeningen plezierig blijven verlopen?’
● Frustraties vermijden
- Zorg ervoor dat samen lezen geen opgave wordt. Doe het iedere dag op een vast tijdstip en niet meer dan een kwartiertje per keer. Zo weet uw kind precies waar het aan toe is. Het is zeker geen schande wanneer jouw kind een avond eens wat minder leest! Maak er vooraf wel afspraken over. “Vijf minuten vandaag? Ok.” Zet eventueel een keukenwekker of trek een dunne potloodlijn op het einde van de tekst: hier stoppen we.
- Probeer gevoelens van onmacht te vermijden. Nadrukkelijk wijzen op fouten en aansporingen om beter je best te doen werken vaak averechts. Liever helpen, als het niet meteen lukt, dan uw kind laten ploeteren om er zelf achter te komen wat er staat.
- Leest je kind veel fouten? Verbeter alleen als de betekenis van de zin de mist ingaat. Er staat: “De kat springt uit de boom” en je kind leest: “De poes…”? Dat is geen enkele probleem. Door te verbeteren haal je het leestempo omlaag. Zo is het moeilijker voor je kind om de tekst te begrijpen.
-Leest je kind erg traag? Lees om beurt een zin, fluister de beginletters mee of de moeilijke woorden, zeg bij een hapering gewoon water staat. Wederom: een redelijk leestempo is belangrijk om te weten wat je leest en om er plezier in te hebben.
- Zorg dat je kind leest op zijn/haar niveau. Contacteer indien nodig juf of meester om te weten te komen welke boekjes voor jouw kind zijn bestemd. Ideaal is om zowel boeken van het huidige AVI-niveau als boeken van het volgende niveau te kiezen. Wanneer uw kind AVI-1 behaalde, kiest u best boeken van AVI-1 én AVI-2. Laat je kind zelf een keuze maken tussen enkele boeken.
● 'Voor-koor-zelf’
Een goede manier om te helpen is volgens een vast, herkenbaar schema. ‘Voor-koor-zelf’ is een beproefde manier die vaak wordt toegepast.
- Voor
Lees dat wat geoefend moet worden eerst voor. Doe dat niet te vlug en niet te langzaam.
Zeg tegen uw kind dat het mee moet kijken naar de woorden of het stukje tekst, terwijl u voorleest. Veel kinderen wijzen ook graag de zin aan met de vinger of gebruiken een latje.
- Koor
Ga vervolgens samen hardop lezen. Niet te veel ineens, niet meer dan 12 woorden of 4 zinnetjes.
Richt u met het tempo naar uw kind, maar ga niet té langzaam. ‘Duw’ uw kind een beetje, door een fractie sneller te lezen dan het zelf doet. Merkt u dat het nog erg moeizaam gaat, lees dan nog een paar keer samen hardop dezelfde woorden of zinnen, totdat u merkt dat het beter gaat.
- Zelf
Laat uw kind nu zelf de woorden of zinnen hardop lezen. Prijs het als het goed gaat. Laat uw kind niet te lang zelf proberen als het er niet uit komt. Vermijd uitdrukkingen als: ‘Dat staat er niet, kijk eens goed!’ Beter is het om het woord waarover uw kind struikelt, rustig vóór te zeggen en het meteen daarna zelf te laten lezen: ‘Er staat .... Nu jij’. Blijft het erg moeizaam gaan, lees dan eerst nog een keer alle woorden of zinnen samen hardop, voordat uw kind weer zelf gaat lezen. Sluit af met de vraag welke woorden of zinnen uw kind zou kiezen om nog eens te lezen.
Grote kans dat die goed gelezen worden. U eindigt dan met een positief gevoel.
● Voorlezen
Een fijne afsluiting van de hele oefensessie is een stukje voorlezen. Laat uw kind een voorleesboek uitkiezen en spreek een vast aantal bladzijden af om per keer voor te lezen. Vergeet niet om over het verhaal te praten met uw kind. Niet om te controleren of het wel geluisterd heeft, maar om stil te staan bij wat naar aanleiding van het verhaal in het hoofd van uw kind is opgekomen. Stel daarbij vragen als:
- ‘Zou jij zoiets mee willen maken?’
- ‘Wie vind je het leukst/liefst/onaardigst in het verhaal?’
- ‘Wie zou een vriend/vriendin van jou kunnen zijn?’
©Christl Verstraete